Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [6]Want de terafim spreken ijdelheid, en de waarzeggers [7]zien valsheid, en zij spreken ijdele dromen, zij troosten [met] ijdelheid; [8]daarom [9]zijn zij [10]henengetogen als schapen, [11]zij zijn onderdrukt geworden; want er was [12]geen herder. 6. Of, zekerlijk, gewisselijk, enz. Dat is, de reden, waarom de godzaligen van God verzoeken hetgeen hun van node is, te weten, omdat de afgoden niets dan ijdelheid zijn; zie Ps.115:3,4, enz. Zie ook Jer.10:8; Hab.2:18; van terafim zie Gen.31:19. 7. Dat is, hier te zeggen profeteren of voorzeggen, te weten, door den mond hunner profeten. 8. Te weten, omdat zij de beelden geeerd en de waarzeggers geloofd hebben. 9. Te weten, de Joden van uwe vaders. 10. Te weten, in de gevangenschap naar Babylonie. 11. Of, zij hebben openlijk betuigd, of gesproken, dat zij geen herder hadden. 12. Dewijl de priesters en de regenten hun ambt niet betrachtten, noch het volk van die afgoderij aftrokken. Verg. Jer.23:1; Ezech.34:2; Matth.9:36.